Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW1803

Datum uitspraak2006-04-07
Datum gepubliceerd2006-04-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/5688 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Korting AOW-pensioen vanwege onverzekerde tijdvakken.


Uitspraak

03/5688 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (Turkije) (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2003, 02/4695 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 7 april 2006 I. PROCESVERLOOP Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent de Svb de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder de Svb tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank. Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2006, waar appellant niet is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 6 augustus 2001 heeft de Svb met ingang van 1 maart 2001 aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 72% van het pensioen voor een gehuwde. Daarbij is de Svb er vanuitgegaan dat appellant van 1 januari 1957 tot en met 21 mei 1964 en van 1 januari 2000 tot en met 9 maart 2001 niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW en hij niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de zogenoemde overgangsvoordelen voor tijdvakken gelegen vóór 1 januari 1957. Tevens heeft de Svb met ingang van 1 maart 2001 een toeslag ingevolge de AOW aan appellant toegekend, waarop een korting is toegepast van 24%. De Svb heeft besloten tot deze korting, omdat de echtgenote van appellant niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW van 1 januari 1957 tot en met 21 mei 1964 en van 1 januari 2000 tot en met 9 maart 2001 en zij niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de overgangsvoordelen. Bij besluit van 23 september 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 6 augustus 2001 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep -kort samengevat- aangevoerd dat hij van 22 mei 1964 tot 1980 in Nederland werkzaam is geweest en hij de rechten wenst te krijgen die hij over deze periode heeft opgebouwd. De Raad overweegt als volgt. Blijkens het bestreden besluit is de Svb er onder meer vanuitgegaan dat appellant in de periode dat hij in Nederland werkzaam is geweest, verzekerd was ingevolge de AOW. Anders dan appellant kennelijk denkt is over deze periode geen korting op zijn AOW-pensioen toegepast. De Raad is voorts van oordeel dat de Svb op goede gronden een korting van 28% heeft toegepast op appellants AOW-pensioen en van 24% op de toeslag. De Raad onderschrijft hetgeen de Svb dienaangaande in het bestreden besluit heeft overwogen. Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. Beslist wordt als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.D.A. Bos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 april 2006. (get.) H.J. Simon. (get.) C.D.A. Bos. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.